Gebarentaal brengt ons dichter bij elkaar
23 september, de dag van gebarentaal. Op deze taal wordt stil gestaan bij hoe belangrijk deze taal is voor doven. Maar ook voor horenden, vindt Babah Tarawally. Gebarentaal zou zelfs als universele taal geïntroduceerd moeten worden.
Een paar maanden voordat de coronapandemie in Europa uitbrak, maakte ik een vakantiereisje met mijn dochters naar mijn zusje in Londen. Mijn dochters waren toen twaalf en tien jaar oud. Op het vliegveld wachtten mijn zusje, haar man en hun tienjarige zoon. Het was de tweede keer dat mijn dochters hun neefje zagen. De eerste keer, een paar jaar eerder, spraken ze amper met elkaar en gebruikten ze vooral gebarentaal. Door dit schouwspel realiseerde ik me dat we de gesproken taal als belangrijkste communicatiemiddel beter kunnen uitschakelen en gebarentaal als universele taal voor alle mensen moeten introduceren, om waar ook ter wereld altijd te kunnen communiceren. Zou dat de werelddelen niet veel dichter bij elkaar brengen?
Zes jaar geleden was ik op een school in Ethiopië waar alle kinderen verplicht gebarentaal leren. De leraren gaven tegelijkertijd les in gesproken- en gebarentaal. De leerlingen communiceerden met elkaar in gebaren. De reden hiervan is dat op deze school dove en niet-dove kinderen bij elkaar in de klas zitten. Wat mij betreft echt een schoolvoorbeeld van diversiteit en inclusie. Ik was erg onder de indruk en vroeg me toen af waarom we dit niet in Nederland kunnen hanteren. Het speciale onderwijs voor doven in Nederland lijkt een manier van uitsluiting.
Engels met Brits accent
In de auto, onderweg vanuit het vliegveld naar het huis van mijn zusje en haar man, hoorde ik mijn dochters feilloos Engels met Brits accent spreken tegen hun neefje. Het leek alsof ik in de maling werd genomen. Ik had ze nog nooit Engels horen spreken en nu spraken ze de Engelse taal alsof het ze geen moeite kostte. Ik draaide me om en vroeg: “Waar hebben jullie Engels leren spreken?” Ik kreeg niet het antwoord dat ik verwachtte. Het was de jongste die zei: “Via Netflix papa!”
Ik keek haar met opgetrokken wenkbrauwen aan en mijn oudste dochter zag haar kans schoon: “Zie je nu waarom het belangrijk is dat we Netflix kijken papa?” “Ik heb niets tegen Netflix, maar wel iets tegen de vele uren die jullie voor het scherm zitten”, antwoordde ik.
In de tussentijd stelde ik mezelf de vraag of Netflix, dat voor een groot deel het leven van mijn kinderen gemakkelijker maakt, niet de grootste kolonisator is? Onze toenemende afhankelijkheid van deze technologieën maakt ons tot slaven van techmagnaten en wereldgrootmachten.
En ook hier speelt taal een belangrijke rol. Hoe meer technologisch georiënteerd een land, hoe dominanter de taal van dat land.
Meertalig onderwijs
Kinderen leren snel een nieuw taal. Terwijl ik naar hun gebabbel in de auto luisterde, begon ik spijt te krijgen dat ik mijn dochters niet meertalig had opgevoed. Dan hadden ze niet alleen mijn moedertaal Mandingo geleerd, maar had ik ook Mandarijn, Turks en Arabisch in hun jonge brein kunnen proppen. Op deze manier had ik ze veel meer van de wereld kunnen geven waar ze ooit van hadden kunnen dromen.
Want als de macht in de wereld verschuift van west naar oost, wat nu gaande is, krimpt ook het belang en de invloed van de westerse talen. Deze verschuiving veroorzaakt ook een groeiend nationalisme en identiteitspolitiek in het Westen, wat steeds meer leidt tot discriminatie, racisme en uitsluiting.
Terwijl we wachten op de invoering van een universele wereldgebarentaal, pleit ik voor meertalig onderwijs op alle basisscholen. Het maakt mij niet uit welke. De taal zorgt dat we dichter bij elkaar komen. Ik pleit daarom voor de taal van het hart.
Deze column is geschreven Babah Tarrawally, schrijver en journalist. Origineel verschenen op 9 december 2021 in Trouw.
Lees meer verhalen





